Aanvullingen
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Als textielrestaurator kom ik regelmatig in aanraking met objecten waarvan de waarde niet in geld is uit te drukken. Ze hebben bijvoorbeeld een historische, een culturele of esthetische waarde. Maar het mooiste van mijn werk vind ik het behandelen van objecten met een emotionele waarde: de bruidssluier van oma, het hoofdkapje van ‘oerbeppe’, een knuffelvriendje voor het leven of een borduurwerk gemaakt door moeder.
Veel van deze objecten worden met liefde gekoesterd, bewaard en, zo mogelijk, gebruikt. Het geeft me dan ook een groot gevoel van verantwoordelijkheid om een dergelijk object toevertrouwd te krijgen. Vooraf overleg ik daarom altijd over de inhoud en gevolgen van een eventuele behandeling.
Een vaak voorkomend mistverstand over (textiel)restauratie, is het idee dat een object door een restauratie “in oude glorie” wordt hersteld. Dit is iets wat nooit echt opgaat. In de eerste plaats zal een gebruiksvoorwerp (wat textiel bijna altijd is), wat je ook doet, er nooit meer uit zien “als nieuw”. In de tweede plaats is dit zelden wenselijk. De objecten zijn gebruikt, hebben een leven geleid. Ze vertellen een verhaal en geven herinneringen weer. Denk aan een knuffelbeer die keer op keer met liefde is gerepareerd of de slijtage plekken op een gedragen paar peuterschoentjes.
Er moet daarom altijd nagedacht worden over de oorzaak van de schade. Was het een ongeluk? Veroudering? Of gebruik? Ook andere vragen zijn belangrijk. Wordt het uiterlijk door de schade ernstig aangetast? Veroorzaakt dit meer schade? Hoe zal het textiel er uit zien over 10 jaar als je er niets aan doet? Wat is het doel van een behandeling? Wat win en wat verlies je er mee? En nog vele andere.
Niet lang geleden kreeg ik opnieuw een doopjurk onder mijn hoede (afb. 1), met de vraag het te restaureren voor de komende geboorte van het eerste kleinkind van de betreffende familie. Een familiedoopjurk is altijd een bijzonder object. Het is een erfstuk en wordt met zorg bewaard, maar het is ook een gebruiksvoorwerp. Doopjurken zijn tenslotte bedoeld om in gedoopt te worden. Ze worden dan ook meestal generatie op generatie gebruikt en regelmatig vermaakt of gerepareerd.
Het eerste kind dat dit jurkje gedragen heeft (voor zover bekend), is gedoopt in 1891. Sindsdien is de jurk vele keren gebruikt. Hieronder is het jurkje te zien op 5 september 1965, duidelijk te herkennen aan het borststuk en de versiering van de rok (afb. 2).
Het doopjurkje is volledig gemaakt van witte tule en is met de hand genaaid. De rok is wijd, ingerimpeld rond de middel en aan de onderzijde versierd met drie stroken geborduurde tule in bloempatronen. Het lijfje is versierd met aangezette geborduurde tule en kantklos strookjes (afb. 3). Ook de korte pofmouwtjes zijn versierd met bloempatronen.
Op het eerste gezicht waren er enkele duidelijke reparaties en stoppen aanwezig in het jurkje, gemaakt met glimmende, zeer witte garens. Bij de voorbereidingen voor de behandeling werd echter pas echt duidelijk hoeveel reparaties er plaats hebben gevonden:
De reparaties waren oorspronkelijk bedoeld om het lijfje langer te kunnen gebruiken en toonbaar te houden. Het uiteindelijke resultaat na 100 jaar is echter dat het jurkje een bijzonder kleine pasmaat heeft gekregen, scheef is getrokken en door interne spanningen is er nieuwe schade veroorzaakt. Zo zorgt het samentrekken van stof rondom een scheur ervoor dat de omliggende stof verzwakt. Elke keer als het kledingstuk aan- en uitgetrokken wordt, komt er extra stress op de fragiele stof te staan en omdat het jurkje zeer klein is geworden kost het omkleden überhaupt al meer moeite. Hier ontstaan nieuwe gaten die ook weer gemaakt moeten worden. Het gevolg is dat ook nu nieuwe gaten te zien zijn, naast aanwezige stoppen (afb. 5 en 6).
In eerste instantie werd de doopjurk alleen gebracht om gereinigd te worden. Het jurkje moet tenslotte binnenkort door een nieuw kindje gedragen worden. Het uitspoelen van zoveel mogelijk vergeling verbetert niet alleen het uiterlijk, ook haalt ook schadelijke degradatieproducten weg, waardoor de veroudering wordt vertraagd. Een ander bijkomstig voorbeeld is dat eventuele oude valse vouwen en vervormingen tijdens het droogproces gecorrigeerd kunnen worden.
Na het wassen werd echter duidelijk dat veel vervormingen en het asymmetrische karakter niet weg te nemen waren zonder verdere behandeling (afb. 7). De spanningen veroorzaakt door de vele rijgdraden lieten dit niet toe.
Hieruit rees het volgende dilemma: Dde reparaties laten een stukje familiegeschiedenis zien. Keer op keer is er iets dicht gemaakt, versteld of vastgezet, allemaal om de jurk weer draagbaar te maken voor een nieuw kindje. De vraag is of je dit wilt verliezen. Aan de andere kant is een doopjurk een gebruiksvoorwerp en iedereen wil zijn of haar kindje voor deze speciale gelegenheid in een zo mooi mogelijk jurkje kleden. Daar komt bij dat door het wegnemen van spanningen de doopjurk voor meer nieuwe generaties bewaard kan blijven.
In overleg is dan ook besloten met name het bovenlijfje te behandelen door het wegnemen van de meest zichtbare en schadelijke reparaties.
In de eerste plaats zijn de inrimpelingen van de hals verwijderd om het jurkje zijn oude halslijn weer terug te geven en de pasvorm weer ruimer te maken. Vervolgens zijn naaigarens verwijderd die door zowel de tulen buitenkant als de synthetische voering genaaid zaten. Het binnenlijfje is krapper dan de buitenkant van de jurk en bovendien is het synthetische weefsel veel sterker dan het tule. Door bewegingen van de baby trekken de naaigarens de zwakke draden kapot. Tot slot zijn de zeer witte en grote stoppen van de voorkant verwijderd die zeer in het oog vielen (afb. 8).
Hierna konden de vervormingen worden verwijderd en de stof weer op zijn plaats worden gelegd. Een aangename verrassing was dat na het loshalen van de vele stoppen rond de halslijn, er nog meer van de originele kanten versieringen aanwezig bleken te zijn dan gedacht (afb. 9). De stroken konden vanaf beide kanten weer worden recht gelegd en aan elkaar worden gepast.
Vervolgens is aan de achterzijde van de tule een nieuwe steunlaag aangebracht, waarop alle gaten en losse onderdelen vast zijn gezet (afb. 10).
Niet alleen het reinigen heeft veel gedaan voor het uiterlijk van de doopjurk, maar met name de consoliderende behandeling. Het symmetrische karakter van het lijfje is teruggebracht, net als de oorspronkelijke halslijn en de pasmaat van de jurk. De samengetrokken kantranden zijn ontspannen en opnieuw vastgezet. Alle schade is bovendien zo vastgezet dat er niets wordt samengetrokken. Hierdoor staan er minder spanningen op de stof en zijn er geen vervormingen te zien. De oorspronkelijke vierkante hals en de driehoekige versiering op de borst komen er hierdoor veel beter uit. Daarnaast zijn er geen nieuwe naaisteken gezet door de krappere voering, waardoor de voering in feite een extra beschermingslaag is geworden.
Het jurkje ziet er witter en rustiger uit dan voor de behandeling. De conditie van de jurk is echter verre van ‘als nieuw’ en de veelgebruikte term ‘in oude glorie hersteld’ is geenszins van toepassing op de behandelde jurk. De schade is, zeker van dichtbij, nog zichtbaar. Het is duidelijk dat de jurk een leven heeft geleid en veel heeft doorgemaakt. Dit is echter iets wat naar mijn mening karakter en betekenis geeft aan een dergelijk object.
De behandeling is onvermijdelijk ten koste gegaan van een klein deel familie geschiedenis. Eén van de verhalen van de familie betrof een herinnering aan het moment dat aan het halsje werd gewerkt; een andere was de hoeveelheid moeite het kostte om de jurk bij een bepaalde baby aan te krijgen en nog weer een andere aan een opmerking over het scheve karakter van het jurkje 20 jaar geleden al.
Er is echter een bewuste keuze gemaakt voor de gedane behandeling en er is een bewuste keuze gemaakt om niet alles van die geschiedenis te wissen: het synthetische binnenlijfje is nog aanwezig, net als het aangebrachte elastiekje in de hals en meerdere stoppen op de rok en achterkant van de jurk.
De weggehaalde reparaties zijn gedocumenteerd en de nieuwe ingrepen zijn onderdeel geworden van het verdere ‘leven’ van het object.
In juni/juli zal het nieuwe kindje gedoopt worden.
Meer blog-posts over restauratie
Vul deze informatie aan of geef een reactie
Koesteren