Kokerrok met horizontale banen fabeldieren en pagodes

 

Kokerrok met fabelmotieven. De kleur geelbruin is niet meer aangebracht. De kepala bestaat uit tumpal, die gevuld zijn met florale motieven en vlinders, en papan, die met bloemranken en vogels is...

Maker
Vervaardiging: Masina
Objectnummer
TM-5663-63
Instelling
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen
Periode
1975

Kokerrok met fabelmotieven. De kleur geelbruin is niet meer aangebracht. De kepala bestaat uit tumpal, die gevuld zijn met florale motieven en vlinders, en papan, die met bloemranken en vogels is versierd. Vlinders verwijzen naar een gelukkig huwelijk (Heringa, 1996). Tussen de tumpals staan kleine bloemen. De badan bestaat uit drie brede banen met horizontale fabelfiguren. De binnenste rij heeft afwisselend pagoden en twee elkaar aankijkende witte leeuwen of tijgers (singa siliwangi naar Veldhuisen). De twee buitenste stroken hebben afwisselend grotten en twee elkaar aankijkende zogenoemde Peksinagaliman: een combinatie van de feniks, draak en olifant, een motief afgeleid uit de Hindoe-mythologie. De hindoeïstische witte tijger werd als wapen overgenomen door het islamitische koninklijke huis van Cirebon. Deze tijger was eens de poortwachter van Silwangi, een beroemd hindoeheerser, hetgeen duidt op de symbolische link van het toen nieuwe moslimhof met zijn hindoevoorgangers. Veldhuisen geeft het patroon de naam sunyaragi, een toestand van spirituele leegte waarbij de ziel zich vermengd met het heelal (McCabe Elliot, 1984). Als signatuur draagt deze batik Masina. H. Mohammed Masina en zijn vrouw zijn belangrijk geweest in het doen herleven van de heilige patronen van de vorstenhoven van Cirebon. Hun batikwerk was zo buitengewoon fijn, dat zij als pioniers genoemd worden bij deze heropleving, terwijl eigenlijk een andere familie (Madmil) als eerste enkele van de nobele Cirebon motieven terugbrachten. De Masinas zijn derde generatie batikkers; ze gebruiken traditioneel bruin op crème of gebruinde ondergrond, terwijl Chinees blauw en rood hun werk eveneens karakteriseert. Deze familie is erg belangrijk voor het voortbestaan van fijn Cirebon batik tulis (McCabe Elliot, 1984). Sarungs (kokerrok voor mannen en vrouwen) met een complete centrale kepala werden vroeger gedragen door slaven, terwijl doeken met kepala aan een zijde gedragen werden door vrouwen die zich van slaven wilden onderscheiden. Na de afschaffing van de slavernij in 1860 werden alle typen sarungs gezien als de minder formele variant van de kain panjang (die ook gedragen wordt door mannen). Er kan gesteld worden dat sarungs met complete centrale kepala van een ouder type zijn dan die met kepala aan een zijde van een batik. De kepala van deze latere typen werd ook steeds meer complex (van Hout, 2001). Deze batik is nooit gebruikt en werd gemaakt voor de Indonesische markt en voor de export.

Aanvullingen

Vul deze informatie aan of geef een reactie

Reactie